Ontwerpprincipes voor CBDC
Michael Kumhof heeft weer een paper geschreven. Hierin schetst hij ontwerpprincipes voor ‘Central Bank Digital Currency’ (CBDC). Wij zijn er zeer van gecharmeerd. Michaels ontwerpprincipes zijn niet alleen goed voor de centrale bank, maar ook voor wat wij willen: een stabiel en eerlijk geldstelsel. Met deze ontwerpprincipes komt dat in zicht.
Michael Kumhof is de auteur van ‘The Chicagoplan Revisited‘, een rapport uit 2012 dat de geldhervorming op gang heeft gebracht. Ook schreef hij een rapport dat economen leerde hoe banken eigenlijk werken (en waarom dat niet goed werkt). Bovendien is hij degene die bedacht dat centrale banken een digitale munt moeten invoeren (CBDC). Dit alles leverde hem een baan op bij de Bank of England, waarvoor hij nu dus zijn rapporten schrijft.
Pariteit
Voor Michael is pariteit (1 op 1 inwisselbaarheid) van bancaire geldtegoeden en de algemene waarde-eenheid een ontwerpeis. Die pariteit zorgt dat geldtegoeden tegen hun nominale waarde worden gewaardeerd, en niet tegen hun reële waarde. Dat maakt geldtegoeden bruikbaar als geld. Onderwijl worden de risico’s die aan geldtegoeden kleven voor het gemak maar even vergeten. Dat gaat echter niet ongestraft. Het is de hoofdoorzaak van de instabiliteit van ons geldstelsel. Toch is dit wat de centrale bank doet: risico’s verdoezelen en ons een instabiel geldstelsel opdringen.
Michaels analyse maakt duidelijk hoe de pariteit wordt gerealiseerd. Dat gebeurt via het interbancaire verrekeningsstelsel van de centrale bank. Dit is het stelsel dat banken gebruiken voor hun onderlinge betalingen. Zij betalen elkaar op basis van verrekening, dus zonder gebruik van contant geld. Dit verrekeningsstelsel is de hoeksteen van het bankgeldsysteem. Als we dat systeem willen afschaffen, dan moet deze hoeksteen worden verwijderd. Dat kunnen we natuurlijk niet zomaar doen. Daarvoor moet er eerst iets beters in de plaats komen. En dat moet nog worden ontwikkeld.
CBDC als overgangsgeld
Michael schetst daarvoor nu een realistisch perspectief. Eerst wordt naast het interbancaire verrekeningsstelsel een nieuwe geldsoort geïntroduceerd: CBDC. Invoering hiervan moet echter niet leiden tot leegloop van de banken. Dat zou wanorde veroorzaken. Het oude stelsel moet overeind worden gehouden, terwijl het nieuwe stelsel geleidelijk infaseert. Pas als het nieuwe stelsel zich bewezen heeft, wordt het tijd om het oude stelsel vaarwel te zeggen.
In het huidige stelsel bankieren de banken gezamenlijk bij hun centrale bank. Deze verschaft hen krediet en laat hen onderling betalen. Dit is een exclusieve aangelegenheid voor banken. Anderen kunnen hier niet aan deelnemen. CBDC daarentegen wordt algemeen beschikbaar. Het geeft het publiek de mogelijkheid om geld aan te houden bij de centrale bank. Deze wordt daarmee een klein beetje minder elitair. Heel belangrijk is dat niet. Maar als tussenstap kan het goede dienst bewijzen.
Afschaffing van pariteit
Dat is het mooie van Michaels stelsel. Hoewel het is ontworpen om pariteit te handhaven, kan het net zo goed worden gebruikt om pariteit op termijn juist af te schaffen, en dat op een beheerste manier. Die afschaffing is waar het ons om gaat. Pariteit heeft namelijk zeer negatieve effecten. Het maakt het geldstelsel instabiel en bevoordeelt de banken. Het stelt hen in staat zich zeer goedkoop te financieren en risico’s af te wentelen op de samenleving. Zolang de centrale bank pariteit bewaakt, domineert een handvol banken de kredietverlening. Pariteit beschermt het financiële-oligopolie. Afschaffing ervan opent de weg naar een vrije kredietmarkt, waar risico’s worden ingeprijsd, in plaats van gesocialiseerd.
Extra ontwerpeis
Afschaffing van pariteit zou een extra ontwerpeis moeten zijn voor CBDC. CBDC moet weliswaar worden ingevoerd met handhaving van het bestaande stelsel. Maar de reden om het in te voeren is om pariteit uiteindelijk juist af te afschaffen. De centrale bank zou dan haar huidige functie verliezen als hoedster van het financiële oligopolie. Ze zou dan overgaan in een publieke monetaire autoriteit die haar taak zonder belangenverstrengeling uitvoert.
Die extra ontwerpeis kan Kumhof niet in zijn rapporten zetten. Dat valt buiten zijn mandaat. De monetaire autoriteit heeft nu eenmaal de vorm van bank. De monetaire autoriteit kan (en mag) zichzelf niet uit dat keurslijf halen. Dat moet de wetgever doen. Vandaar dat ook de politiek zich in het CBDC-debat moet gaan roeren. Hier staat heel wat op het spel. Gaat CBDC de macht van het financiële oligopolie consolideren (handhaving van pariteit)? Of wordt het gebruikt om die macht juist te breken (afschaffing van pariteit)? Als we het aan de banken overlaten gebeurt het eerste. Als de politiek wakker wordt het tweede. Ons geld kan dan eindelijk eerlijk en stabiel worden gemaakt. En de kredietmarkt kan dan worden gedecentraliseerd, geliberaliseerd en gedereguleerd.
Minsky
Met de opkomst van het internet werd deze ontwikkeling al voorzien. Zo schreef de econoom Minsky destijds: “These developments suggest that the role in the economy of government organizations (Central Banks, broadly defined) — to supervise, regulate, and examine banks; to “control” the growth of bank money; and to assure that those bank liabilities that function as part of the payments mechanism are always available at par — needs to be reviewed.”
Minsky zag dat ICT noopte tot heroverweging van het institutionele kader:
“The time has come to open a national inquiry into the structure of the banking and financial system. The radical changes now underway in technology, computing, and communication mean that much of what we now have may be obsolete.”
Minsky dacht in 1994 dat die tijd al gekomen was. Maar dat was wat voorbarig. De meeste economen en politici bleken meer crises en ellende nodig te hebben om tot inzicht te komen. Zouden ze nu, bijna 25 jaar later wel zover zijn? In de vorm van CBDC wordt het ze nu hapklaar opgediend. De bal ligt nu voor open doel, zodat in de toekomst niet meer de risico’s maar het geld kan worden gesocialiseerd.